SASS
Plattdeutsches
Netzwörterbuch
SASS Plattdeutsche Lehrmaterialien
öffnen
Hoch > Platt
Platt > Hoch
Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde
Hoch > Platt
Platt > Hoch
Suchen
Menü
Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde
Hochdeutsch
Plattdeutsch
direkte Treffer
Substantive
Paar
Poor
[o:]
n
, Pl.: Poren
Pronomen und Präpositionen
(ein)
paar
(indef.pron)
[ein paar, mehrere]
welk
(ein)
paar
(indef.pron)
[ein paar, mehrere]
wölk
(ein)
paar
(indef.pron)
[ein paar, mehrere]
(en)
poor
[o:]
(ein)
paar
(indef.pron)
[ein paar, mehrere]
en
Handvull
(ein)
paar
(indef.pron)
[ein paar, mehrere]
de
een
oder annere
(ein)
paar
(indef.pron)
[nicht wenige]
männich
een
(ein)
paar
(indef.pron)
[nicht wenige]
recht en
poor
[o:]
(ein)
paar
(indef.pron)
[nicht wenige]
recht
welk
(ein)
paar
(indef.pron)
[nicht wenige]
recht
wölk
(ein)
paar
(indef.pron)
[nicht wenig]
recht
wat
(ein)
paar
(indef.pron)
[nicht wenig]
recht en
beten
[e:]
⁄
[εɪ]
(ein)
paar
(indef.pron)
[nicht wenige gleicher Art]
en
Reeg
(ein)
paar
Leute
(indef.pron)
wat
Lüüd
(ein)
paar
Leute
(indef.pron)
en
poor
Lüüd
die/diese/alle
paar
[wenige, nicht viele]
de/düsse/all
poor
[o:]
Ausdrücke, Redensarten, Wendungen
anzeigen
100
Euro
und
ein
paar
Zerquetschte
100
Euro
un
wat
jmdm
eine
/
ein
paar
runterhauen
[jmdn ohrfeigen]
een
een
an't
Muul
hauen
jmdm
eine
/
ein
paar
runterhauen
[jmdn ohrfeigen]
een
een
achter
/
an
de
Ohren
geven
jmdm
eine
/
ein
paar
runterhauen
[jmdn ohrfeigen]
een
een
an
de
Riestüten
geven
weitere Treffer anzeigen
weitere Treffer
Substantive
anzeigen
Augenpaar
Ogenpoor
n
Brautpaar
Bruutpoor
n
, Pl.: Bruutporen
Ehepaar
Ehpoor
n
, Pl.: Ehporen
Flügelpaar
Flögelpoor
n
, Pl.: Flögelporen
Hochzeitspaar
Hochtietspoor
n
, Pl.: Hochtietsporen
Kaiserpaar
Kaiserpoor
n
, Pl.: Kaiserporen
Königspaar
Königspoor
n
, Pl.: Königsporen
Liebespaar
Leevspoor
n
, Pl.: Leevsporen
Storchenpaar
Aadboorspoor
n
, Pl.: Aadboorsporen
Storchenpaar
Storkenpoor
n
, Pl.: Storkenporen
Tanzpaar
Danzpoor
n
, Pl.: Danzporen
Wortpaar
Woortpoor
n
, Pl.: Woortporen
Zahlenpaar
Tallenpoor
n
, Pl.: Tallenporen
Zahlenpaar
Tahlenpoor
n
, Pl.: Tahlenporen
Zwillingspaar
[verschiedengeschlechtliche Zwillinge]
Tweeschenpoor
n
, Pl.: Tweeschenporen
Verben
anzeigen
sich
paaren
[von Tieren + von Eigenschaften]
sik
poren
[o:]
Konjugation
×
Konjugation von poren
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
poren; poor, poort
ik
poor
poor
(poorde)
poort
du
poorst
poorst
(poordest)
he/se/dat
poort
poor
(poorde)
wi/ji/Se/se
poort
(poren)
poren
(poorden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
welche
paaren
[von Tieren]
wölk/welk
poren
[o:]
Konjugation
×
Konjugation von poren
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
poren; poor, poort
ik
poor
poor
(poorde)
poort
du
poorst
poorst
(poordest)
he/se/dat
poort
poor
(poorde)
wi/ji/Se/se
poort
(poren)
poren
(poorden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
paaren
[von Eigenschaften]
wat
poren
[o:]
Konjugation
×
Konjugation von poren
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
poren; poor, poort
ik
poor
poor
(poorde)
poort
du
poorst
poorst
(poordest)
he/se/dat
poort
poor
(poorde)
wi/ji/Se/se
poort
(poren)
poren
(poorden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
Adjektive und Adverbien
anzeigen
ein
paarmal
poormal
paarweise
to
tweet
paarweise
as
Poren
[o:]
paarweise
poorwies
unpaar
unpoor
Deklination
×
unpoor
Deklination
unpore, unporen
unpaarig
unpoor
Deklination
×
unpoor
Deklination
unpore, unporen
Ausdrücke, Redensarten, Wendungen
anzeigen
paarweise
twee
bi
twee
paarweise
twee
to
twee
paarweise
ümmer
/
jümmer
/
jümmers
twee
zum Seitenanfang