Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

SASS Plattdeutsches Netzwörterbuch SASS Plattdeutsche Lehrmaterialien öffnen

Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde

Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Substantive

Staat [in allen hd Bed]

Staat m, Pl.: Staten

weitere Treffer anzeigen

weitere Treffer

Substantiveanzeigen

ABC-Staaten

Pl.: ABC-Staten

Ameisenstaat

Miegeemkenstaat m, Pl.: Miegeemkenstaten

Ameisenstaat

Miereemsstaat m, Pl.: Miereemsstaten

Anliegerstaat

Anliggerstaat m, Pl.: Anliggerstaten

Anrainerstaat

Anliggerstaat m, Pl.: Anliggerstaten

Benelux-Staat

Benelux-Staat m, Pl.: Benelux-Staten

Drittstaat

Drüttstaat m, Pl.: Drüttstaten

Einheitsstaat

Eenheitsstaat m, Pl.: Eenheitsstaten

Einzelstaat

enkelten Staat m, Pl.: enkelte Staten

Entstaatlichung

Privatiseren f, Pl.: Privatiseren/~s

EU-Staat

EU-Staat m, Pl.: EU-Staten

Feudalstaat

Feudalstaat m, Pl.: Feudalstaten

Flächenstaat

Flachenstaat m, Pl.: Flachenstaten

Föderativstaat

Föderativstaat m, Pl.: Föderativstaten

Föderativstaat

Bundsstaat m, Pl.: Bundsstaten

Föderativstaat

Bunnsstaat m, Pl.: Bunnsstaten

Freistaat

Freestaat m, Pl.: Freestaten

Freistaat

Friestaat m, Pl.: Friestaten

Geberstaat

Geverstaat m, Pl.: Geverstaten

Generalstaatsanwältin

Generalstaatsafkaatsche f, Pl.: Generalstaatsafkaatschen

Generalstaatsanwältin

Generalstaatsafkatin f, Pl.: Generalstaatsafkatinnen

Generalstaatsanwalt

Generalstaatsafkaat m, Pl.: Generalstaatsafkaten

Generalstaatsanwaltschaft

Generalstaatsafkaatschop f

Gottesstaat

Gottsstaat m, Pl.: Gottsstaten

Heimatstaat

Heimatstaat m, Pl.: Heimatstaten

Hofstaat

Hoffstaat m

Industriestaat

Industriestaat m, Pl.: Industriestaten

Insektenstaat

Insektenstaat m, Pl.: Insektenstaten

Kirchenstaat

Karkenstaat m

Kulturstaatsminister

Kulturstaatsminister m, Pl.: Kulturstaatsministers

Kulturstaatsministerin

Kulturstaatsministersche f, Pl.: Kulturstaatsministerschen

Kulturstaatsministerin

Kulturstaatsministerin f, Pl.: Kulturstaatsministerinnen

Mehrvölkerstaat

Mehrvölkerstaat m, Pl.: Mehrvölkerstaten

Mitgliedsstaat

Matenstaat m, Pl.: Matenstaten

Nachbarstaat

Naverstaat m, Pl.: Naverstaten

Nachfolgestaat

nafolgen Staat m, Pl.: nafolgen Staten

Nationalitätenstaat

Mehrvölkerstaat m, Pl.: Mehrvölkerstaten

Nationalitätenstaat

Veelvölkerstaat m, Pl.: Veelvölkerstaten

Nationalitätenstaat

Natschonalitätenstaat m, Pl.: Natschonalitätenstaten

Nationalstaat

Natschonalstaat m, Pl.: Natschonalstaten

Oberstaatsanwältin

Böverstaatsafkaatsche f, Pl.: Böverstaatsafkaatschen

Oberstaatsanwältin

Böverstaatsafkatin f, Pl.: Böverstaatsafkatinnen

Oberstaatsanwalt

Böverstaatsafkaat m, Pl.: Böverstaatsafkaten

Oberstaatsanwaltschaft

Böverstaatsafkaatschop f, Pl.: Böverstaatsafkaatschoppen

Pufferstaat

Pufferstaat m, Pl.: Pufferstaten

Rechtsstaat

Rechtsstaat m, Pl.: Rechtsstaten

Satellitenstaat

Satellitenstaat m, Pl.: Satellitenstaten

Schurkenstaat

Halunkenstaat m, Pl.: Halunkenstaten

Siegerstaat

Winnerstaat m, Pl.: Winnerstaten

Siegerstaat

Siegerstaat m, Pl.: Siegerstaten

Sonntagsstaat

Sünndagsstaat m

Sonntagsstaat

Sünndagstüüch n

Sonntagsstaat

Sünndagswichs f

Sozialstaat

Sozjalstaat m, Pl.: Sozjalstaten

Sozialstaat

Sotschalstaat m, Pl.: Sotschalstaten

Staatenbündnis

Statenbund m, Pl.: Statenbünn

Staatenbund

Statenbund m, Pl.: Statenbünn

Staatengemeinschaft

Statengemeenschop f, Pl.: Statengemeenschoppen

der/die Staatenlose

de Statenlose m⁄f, Pl.: de Statenlosen

Staatenlosigkeit

Statenlosigkeit f

Staatsaffäre [in allen hd Bed]

Staatsaffäär f, Pl.: Staatsaffären

Staatsaffäre [unangenehme/peinliche Angelegenheit]

Larm m in'n Staat

Staatsaffäre [unangenehme/peinliche Angelegenheit]

Spektakel m in'n Staat, Pl.: Spektakels ...

Staatsaffäre [unangenehme/peinliche Angelegenheit]

Hölpholen n in'n Staat

Staatsaffäre [unangenehme/peinliche Angelegenheit]

Hölphollen n in'n Staat

Staatsakt

Staatsakt m, Pl.: Staatsakten

Staatsaktion

Staatsakschoon f, Pl.: Staatsakschonen

Staatsamt

Staatsamt n, Pl.: Staatsämter

Staatsangehörige

Staatsbörgersche f, Pl.: Staatsbörgerschen

Staatsangehörige

Staatsbörgerin f, Pl.: Staatsbörgerinnen

Staatsangehöriger

Staatsbörger m, Pl.: Staatsbörgers

Staatsangehörigkeit

Staatsbörgerschop f, Pl.: Staatsbörgerschoppen

der/die Staatsangestellte

de Staatsanstellte m⁄f, Pl.: de Staatsanstellten

Staatsanleihe

Staatslehn f, Pl.: Staatslehnen

Staatsanteil

Staatsandeel m, Pl.: Staatsandelen

Staatsanteil

Staatsquoot f, Pl.: Staatsquoten

Staatsanwältin

Staatsafkaatsche f, Pl.: Staatsafkaatschen

Staatsanwältin

Staatsafkatin f, Pl.: Staatsafkatinnen

Staatsanwalt

Staatsafkaat m, Pl.: Staatsafkaten

Staatsanwaltschaft

Staatsafkaatschop f, Pl.: Staatsafkaatschoppen

Staatsapparat

Staatsapparat m, Pl.: Staatsapparaten

Staatsarchiv

Staatsarchiv n, Pl.: Staatsarchiven

Staatsaufgabe

Staatsopgaav f, Pl.: Staatsopgaven

Staatsaufgabe

Staatsupgaav f, Pl.: Staatsupgaven

Staatsaufsicht

Staatsopsicht f, Pl.: Staatsopsichten

Staatsaufsicht

Staatsupsicht f, Pl.: Staatsupsichten

Staatsbegräbnis

Staatsgräffnis n, Pl.: Staatsgräffnissen

Staatsbesuch

Staatsbesöök m, Pl.: Staatsbesöken

Staatsbibliothek

Staatsbökeree f, Pl.: Staatsbökereen

Staatsbibliothek

Staatsbökerie f, Pl.: Staatsbökerien

Staatsbibliothek

Staatsbibliothek f, Pl.: Staatsbibliotheken

Staatsbürger

Staatsbörger m, Pl.: Staatsbörgers

Staatsbürgerin

Staatsbörgersche f, Pl.: Staatsbörgerschen

Staatsbürgerin

Staatsbörgerin f, Pl.: Staatsbörgerinnen

Staatsbürgerschaft

Staatsbörgerschop f, Pl.: Staatsbörgerschoppen

Staatschef

Staatsbaas m, Pl.: Staatsbasen

Staatschef

Staatschef m, Pl.: Staatschefs

Staatschefin

Staatsbaas m, Pl.: Staatsbasen

Staatschefin

Staatsbaas'sche f, Pl.: Staatsbaas'schen

Staatschefin

Staatsbasin f, Pl.: Staatsbasinnen

Staatschefin

Staatschefsche f, Pl.: Staatschefschen

Staatschefin

Staatschefin f, Pl.: Staatschefinnen

Staatsdiener

Staatsdener m, Pl.: Staatsdeners

Staatsdienerin

Staatsdenersche f, Pl.: Staatsdenerschen

Staatsdienerin

Staatsdenerin f, Pl.: Staatsdenerinnen

Staatsdienst

Staatsdeenst m, Pl.: Staatsdeensten

Staatseigentum

Staatsegen n

Staatseigentum

Staatsegendom n

Staatseinnahme

Staatsinnahm f, Pl.: Staatsinnahmen

Staatsempfang

Staatsbegröten f, Pl.: Staatsbegröten/~s

Staatsempfang

Staatsbegröötnis f, Pl.: Staatsbegröötnissen

Staatsexamen

Staatspröven f, Pl.: Staatspröven/~s

Staatsexamen

Staatsexamen n, Pl.: Staatsexamen/~s

Staatsfeind

Staatsfiend m, Pl.: Staatsfienden

Staatsfeind

Staatsfeend m, Pl.: Staatsfeenden

Staatsfeindin

Staatsfiendsche f, Pl.: Staatsfiendschen

Staatsfeindin

Staatsfeendsche f, Pl.: Staatsfeendschen

Staatsfeindin

Staatsfiendin f, Pl.: Staatsfiendinnen

Staatsfeindin

Staatsfeendin f, Pl.: Staatsfeendinnen

Staatsfernsehen

Staatsfeernsehn n

Staatsfinanzen

Pl.: Staatsfinanzen

Staatsform

Staatsform f, Pl.: Staatsformen

Staatsforst

Staatsforst m, Pl.: Staatsforsten

Staatsfrau

Staatsfro f, Pl.: Staatsfroens

Staatsfrau

Staatsfru f, Pl.: Staatsfruens

Staatsführung

Staatsleid n, Pl.: Staatsleids

Staatsgarantie

Staatsgarantie f, Pl.: Staatsgarantien

Staatsgast

Staatsgast m, Pl.: Staatsgäst

Staatsgebiet

Staatsrebeet n, Pl.: Staatsrebeden

Staatsgebiet

Staatsgebeet n, Pl.: Staatsgebeden

Staatsgefängnis

Staatsgefängnis n, Pl.: Staatsgefängnissen

Staatsgefängnis

Staatsjustizanstalt f, Pl.: Staatsjustizanstalten

Staatsgefängnis

Staatskaschott n (salopp), Pl.: Staatskaschotts

Staatsgefängnis

Staatsknast m (salopp), Pl.: Staatsknäst

Staatsgeheimnis

Staatsgeheemnis n, Pl.: Staatsgeheemnissen

Staatsgeld

Staatsgeld n, Pl.: Staatsgeller

Staatsgerichtshof

Staatsgerichtshoff m, Pl.: Staatsgerichtshööv

Staatsgewalt

Staatsmacht f, Pl.: Staatsmächt

Staatsgrenze

Staatsgrenz f, Pl.: Staatsgrenzen

Staatsgründung

Staatsgrünnen f, Pl.: Staatsgrünnen/~s

Staatsgrundsatz

Staatsgrundsatz m, Pl.: Staatsgrundsätz

Staatshaushalt

Staatshuushoolt m, Pl.: Staatshuushoolden

Staatshaushalt

Staatshuusholt m, Pl.: Staatshuusholden

Staatshilfe

Hölp f vun'n Staat

Staatshilfe

Staatshölp f, Pl.: Staatshölpen

Staatskanzlei

Staatskanzlee f, Pl.: Staatskanzleen

Staatskanzlei

Staatskanzlie f, Pl.: Staatskanzlien

Staatskapitalismus

Staatskapitalismus m

Staatskarosse

Staatskutsch f, Pl.: Staatskutschen

Staatskasse

Staatskass f, Pl.: Staatskassen

Staatskirche

Staatskark f, Pl.: Staatskarken

Staatskommissar

Staatskommissor m, Pl.: Staatskommissoren

Staatskommissar

Staatskummissor m, Pl.: Staatskummissoren

Staatskommissarin

Staatskommissoorsche f, Pl.: Staatskommissoorschen

Staatskommissarin

Staatskummissoorsche f, Pl.: Staatskummissoorschen

Staatskommissarin

Staatskommissorin f, Pl.: Staatskommissorinnen

Staatskommissarin

Staatskummissorin f, Pl.: Staatskummissorinnen

Staatskonzern

Staatskonzern m, Pl.: Staatskonzernen

Staatskonzern

Staatskunzern m, Pl.: Staatskunzernen

Staatskosten

Pl.: Staatskosten

Staatskosten

Pl.: Staatskösten

Staatskrise

Staatskries f, Pl.: Staatskrisen

Staatskunst

Staatskunst f

Staatskutsche

Staatskutsch f, Pl.: Staatskutschen

Staatslehre

Staatslehr f, Pl.: Staatslehren

Staatsmacht

Staatsmacht f, Pl.: Staatsmächt

Staatsmännin

Staatsfro f, Pl.: Staatsfroens

Staatsmännin

Staatsfru f, Pl.: Staatsfruens

Staatsmann

Staatsmann m, Pl.: Staatslüüd

Staatsminister

Staatsminister m, Pl.: Staatsministers

Staatsministerin

Staatsministersche f, Pl.: Staatsministerschen

Staatsministerin

Staatsministerin f, Pl.: Staatsministerinnen

Staatsmonopol

Staatsmonopol n, Pl.: Staatsmonopolen

Staatsnotstand

Staatsnootstand m, Pl.: Staatsnootstänn

Staatsoberhaupt

de Böverste m⁄f vun den Staat, Pl.: de Böversten vun de Staten

Staatsoberhaupt

de Staatsböverste m⁄f, Pl.: de Staatsböversten

Staatsoberhaupt

de Bövelste m⁄f vun den Staat, Pl.: de Bövelsten vun de Staten

Staatsoberhaupt

de Staatsbövelste m⁄f, Pl.: de Staatsbövelsten

Staatsoper

Staatsoper f, Pl.: Staatsopern

Staatsordnung

Staatsornen f, Pl.: Staatsornen/~s

Staatsorgan

Staatsorgan n, Pl.: Staatsorganen

Staatspartei

Staatspartei f, Pl.: Staatsparteien

Staatsphilosophie

Staatsphilosophie f

Staatspolitik

Staatspolitik f, Pl.: Staatspolitiken

Staatspolizei

Staatspolizei f, Pl.: Staatspolizeien

Staatspräsident

Staatspräsident m, Pl.: Staatspräsidenten

Staatspräsidentin

Staatspräsidentsche f, Pl.: Staatspräsidentschen

Staatspräsidentin

Staatspräsidentin f, Pl.: Staatspräsidentinnen

Staatspreis

Staatspries m, Pl.: Staatspriesen

Staatsprüfung

Staatspröven f, Pl.: Staatspröven/~s

Staatsprüfung

Staatsexamen n, Pl.: Staatsexamen/~s

Staatsquote

Staatsandeel m, Pl.: Staatsandelen

Staatsquote

Staatsquoot f, Pl.: Staatsquoten

Staatsräson

Staatsräson f

Staatsrätin

Staatsraatsche f, Pl.: Staatsraatschen

Staatsrätin

Staatsrödin f, Pl.: Staatsrödinnen

Staatsraison

Staatsraison f

Staatsrat

Staatsraat m, Pl.: Staatsrööd

Staatsrecht

Staatsrecht n, Pl.: Staatsrechten

Staatsrechtler

Staatsrechtler m, Pl.: Staatsrechtlers

Staatsrechtlerin

Staatsrechtlersche f, Pl.: Staatsrechtlerschen

Staatsrechtlerin

Staatsrechtlerin f, Pl.: Staatsrechtlerinnen

Staatsregierung

Staatsregeren f, Pl.: Staatsregeren/~s

Staatsreligion

Staatsreligion f, Pl.: Staatsreligionen

Staatsrundfunk

Staatsrundfunk m

Staatssäckel

Staatsbüdel m, Pl.: Staatsbüdels

Staatsschatz

Staatsschatt m, Pl.: Staatsschätt

Staatsschützer

Staatsschuler m, Pl.: Staatsschulers

Staatsschützerin

Staatsschulersche f, Pl.: Staatsschulerschen

Staatsschützerin

Staatsschulerin f, Pl.: Staatsschulerinnen

Staatsschuld

Staatsschuld f, Pl.: Staatsschulden

Staatsschutz

Staatsschuul f

Staatssekretär

Staatssekretär m, Pl.: Staatssekretären

Staatssekretärin

Staatssekretäärsche f, Pl.: Staatssekretäärschen

Staatssekretärin

Staatssekretärin f, Pl.: Staatssekretärinnen

Staatssicherheit

Staatssekerheit f, Pl.: Staatssekerheiten

Staatssprache

Staatsspraak f, Pl.: Staatsspraken

Staatsstraße

Staatsstraat f, Pl.: Staatsstraten

Staatsstreich

Staatsgreep m, Pl.: Staatsgrepen

Staatstheater

Staatstheater n, Pl.: Staatstheaters

Staatstrauer

Staatstruer f

Staatsunternehmen

Staatsünnernehmen n, Pl.: Staatsünnernehmens

Staatsverbrechen

Staatsverbreken n, Pl.: Staatsverbreken

Staatsvermögen

Staatsvermögen n

Staatsverschuldung

Staatsverschullen f, Pl.: Staatsverschullen/~s

Staatsvertrag

Staatsverdrag m, Pl.: Staatsverdrääg

Staatsvolk

Staatsvolk n, Pl.: Staatsvölker

Staatswappen

Staatswapen n, Pl.: Staatswapen

Staatswesen

Staatswesen n, Pl.: Staatswesen/~s

Staatswirtschaft

Staatsweertschop f, Pl.: Staatsweertschoppen

Staatswissenschaft

Staatswetenschop f, Pl.: Staatswetenschoppen

Staatsziel

Staatsteel n, Pl.: Staatstelen

Stadtstaat

Stadtstaat m, Pl.: Stadtstaten

Ständestaat

Stännstaat m, Pl.: Stännstaten

Südstaaten

Pl.: Süüdstaten

Unrechtsstaat

Unrechtsstaat m, Pl.: Unrechtsstaten

Vereinigte Staaten von Amerika

Pl.: Verenigte Staten vun Amerika

Willkürstaat

Willköörstaat m, Pl.: Willköörstaten

Wohlfahrtsstaat

Wollfohrtsstaat m, Pl.: Wollfohrtsstaten

Wohlfahrtsstaat

Wullfohrtsstaat m, Pl.: Wullfohrtsstaten

Wüstenstaat

Wööstenstaat m, Pl.: Wööstenstaten

Zufluchtsstaat

Schuulstaat m, Pl.: Schuulstaten

Zwergstaat

Dwargstaat m, Pl.: Dwargstaten

Verbenanzeigen

etw entstaatlichen

wat privatiseren

Konjugation von privatiseren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
privatiseren; privatiseer, privatiseert	ik	privatiseer	privatiseer (privatiseerde)	privatiseert
	du	privatiseerst	privatiseerst (privatiseerdest)
	he/se/dat	privatiseert	privatiseer (privatiseerde)
	wi/ji/Se/se	privatiseert (privatiseren)	privatiseren (privatiseerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw verstaatlichen

wat verstaatlichen

Konjugation von verstaatlichen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
verstaatlichen; verstaatlich, verstaatlicht	ik	verstaatlich	verstaatlich (verstaatlichde, verstaatlichede)	verstaatlicht
	du	verstaatlichst	verstaatlichst (verstaatlichdest, verstaatlichedest)
	he/se/dat	verstaatlicht	verstaatlich (verstaatlichde, verstaatlichede)
	wi/ji/Se/se	verstaatlicht (verstaatlichen)	verstaatlichen (verstaatlichden, verstaatlicheden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw verstaatlichen

wat natschonaliseren

Konjugation von natschonaliseren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
natschonaliseren; natschonaliseer, natschonaliseert	ik	natschonaliseer	natschonaliseer (natschonaliseerde)	natschonaliseert
	du	natschonaliseerst	natschonaliseerst (natschonaliseerdest)
	he/se/dat	natschonaliseert	natschonaliseer (natschonaliseerde)
	wi/ji/Se/se	natschonaliseert (natschonaliseren)	natschonaliseren (natschonaliseerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

Adjektive und Adverbienanzeigen

eigenstaatlich

egenstaatlich

egenstaatlich

Deklination
egenstaatliche, egenstaatlichen

einzelstaatlich

enkeltstaatlich

enkeltstaatlich

Deklination
enkeltstaatliche, enkeltstaatlichen

halbstaatlich

halfstaatlich

halfstaatlich

Deklination
halfstaatliche, halfstaatlichen

nationalstaatlich

natschonalstaatlich

natschonalstaatlich

Deklination
natschonalstaatliche, natschonalstaatlichen

nicht staatlich

nich staatlich

nich staatlich

Deklination
nich staatliche, nich staatlichen

nichtstaatlich

nichstaatlich

nichstaatlich

Deklination
nichstaatliche, nichstaatlichen

rechtsstaatlich

rechtsstaatlich

rechtsstaatlich

Deklination
rechtsstaatliche, rechtsstaatlichen

rechtsstaatlich

Komparation
rechtsstaatlicher, rechtsstaatlichst

staatenlos

statenlos

statenlos

Deklination
statenlose, statenlosen

staatlich

staatlich

staatlich

Deklination
staatliche, staatlichen

staatlich

Komparation
staatlicher, staatlichst

staatsanwaltschaftlich

vun'n Staatsafkaat

staatsbürgerlich

as Staatsbörger

staatsbürgerlich

staatsbörgerlich

staatsbörgerlich

Deklination
staatsbörgerliche, staatsbörgerlichen

staatsbörgerlich

Komparation
staatsbörgerlicher, staatsbörgerlichst

staatseigen

staatsegen

staatsfeindlich

vun'n Fiend vun den Staat

staatsfeindlich

vun'n Feend vun den Staat

staatsmännisch

as 'n Staatsmann

staatspolitisch

staatspolietsch

staatspolietsch

Deklination
staatspolietsche, staatspolietschen

staatsrechtlich

staatsrechtlich

staatsrechtlich

Deklination
staatsrechtliche, staatsrechtlichen

zwischenstaatlich

twüschenstaatlich

twüschenstaatlich

Deklination
twüschenstaatliche, twüschenstaatlichen

zwischenstaatlich

internatschonal

internatschonal

Deklination
internatschonale, internatschonalen

Ausdrücke, Redensarten, Wendungenanzeigen

das ist staatsgefährdend

dat is en Gefohr för den Staat

Eigenstaatlichkeit erlangen

en egen Staat warrn

staatenbildend [von Insekten]

grünnt/leevt in Staten

Impressum
Datenschutz

zum Seitenanfang