SASS
Plattdeutsches
Netzwörterbuch
SASS Plattdeutsche Lehrmaterialien
öffnen
Hoch > Platt
Platt > Hoch
Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde
Hoch > Platt
Platt > Hoch
Suchen
Menü
Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde
Hochdeutsch
Plattdeutsch
direkte Treffer
Substantive
Klage
[in allen hd Bed]
Klaag
f
, Pl.: Klagen
Klagen
Klagen
n
Wehgeschrei
Klaag
f
, Pl.: Klagen
Wehklage
Klaag
f
, Pl.: Klagen
Wehklagen
Klagen
n
Verben
einen Prozess
führen
klagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
jammern
[wehklagen]
klagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
klagen
[in allen hd Bed]
klagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
lamentieren
[wehklagen]
klagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
wehklagen
klagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
jmdm etw
klagen
een wat
klagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
gegen jmdn
prozessieren
gegen een
klagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
beklagen
över wat
klagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
über etw
jammern
[über etw wehklagen]
över wat
klagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
über etw
klagen
[in allen hd Bed]
över wat
klagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
weitere Treffer anzeigen
weitere Treffer
Substantive
anzeigen
Abfindungsklage
Affinnklaag
f
, Pl.: Affinnklagen
Anfechtungsklage
Anfechtklaag
f
, Pl.: Anfechtklagen
Anklage
[in allen hd Bed]
Anklaag
f
, Pl.: Anklagen
Entschädigungsklage
Utglieksklaag
f
, Pl.: Utglieksklagen
Entschädigungsklage
Afstandsklaag
f
, Pl.: Afstandsklagen
Entschädigungsklage
Affinnklaag
f
, Pl.: Affinnklagen
Erbschaftsklage
Arvschopsklaag
f
, Pl.: Arvschopsklagen
Feststellungsklage
Faststellklaag
f
, Pl.: Faststellklagen
Kündigungsschutzklage
Opseggklaag
f
, Pl.: Opseggklagen
Kündigungsschutzklage
Upseggklaag
f
, Pl.: Upseggklagen
Kündigungsschutzklage
Künnigensklaag
f
, Pl.: Künnigensklagen
Nebenklage
Nevenklaag
f
, Pl.: Nevenklagen
Normenkontrollklage
Normenkontrollklaag
f
, Pl.: Normenkontrollklagen
Normenkontrollklage
Normenkuntrullklaag
f
, Pl.: Normenkuntrullklagen
Räumungsklage
Rüümklaag
f
, Pl.: Rüümklagen
Sammelklage
Sammelklaag
f
, Pl.: Sammelklagen
Schadenersatzklage
Schadenklaag
f
, Pl.: Schadenklagen
Schadensersatzklage
Schadensklaag
f
, Pl.: Schadensklagen
Scheidungsklage
Scheedklaag
f
, Pl.: Scheedklagen
Untätigkeitsklage
Nixdoonklaag
f
, Pl.: Nixdoonklagen
Unterlassungsklage
Nalaatklaag
f
, Pl.: Nalaatklagen
Verbandsklage
Verbandsklaag
f
, Pl.: Verbandsklagen
Widerklage
Wedderklaag
f
, Pl.: Wedderklagen
Widerspruchsklage
Wedderspraaksklaag
f
, Pl.: Wedderspraaksklagen
Zivilklage
Privatklaag
f
, Pl.: Privatklagen
Zivilklage
Zivilklaag
f
, Pl.: Zivilklagen
Verben
anzeigen
jmdn
anklagen
[in allen hd Bed]
een
anklagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
jmdn
verklagen
een
verklagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
sich
beschweren
sik
beklagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
mit etw
hadern
sik över wat
beklagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
einklagen
wat
inklagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw/sich
beklagen
wat/sik
beklagen
Konjugation
×
Konjugation von klagen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
klagen; klaag, klaagt
ik
klaag
klaag
(klaagde)
klaagt
du
klaagst
klaagst
(klaagdest)
he/se/dat
klaagt
klaag
(klaagde)
wi/ji/Se/se
klaagt
(klagen)
klagen
(klaagden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
Adjektive und Adverbien
anzeigen
beklagenswert
beklagensweert
Deklination
×
beklagensweert
Deklination
beklagensweerte, beklagensweerten
Komparation
×
beklagensweert
Komparation
beklagensweerter, beklagensweertst
Ausdrücke, Redensarten, Wendungen
anzeigen
das
ist
einklagbar
dat
kann
man
/
een
inklagen
das
ist
einklagbar
dat
lett
sik
inklagen
zum Seitenanfang