SASS
Plattdeutsches
Netzwörterbuch
SASS Plattdeutsche Lehrmaterialien
öffnen
Hoch > Platt
Platt > Hoch
Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde
Hoch > Platt
Platt > Hoch
Suchen
Menü
Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde
Hochdeutsch
Plattdeutsch
direkte Treffer
Substantive
Urinieren
Watern
n
Wässerung
[Zuführung von Wasser]
Watern
n
Wasserlassen
Watern
n
Wasserung
[Vogel, Flugzeug u. Ä.]
Watern
n
Verben
pinkeln
watern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
pissen
watern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
strullen
[urinieren]
watern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
urinieren
watern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
Wasser
lassen
watern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
jmdn
entsalzen
[Salzhering]
een
watern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
wässern
[um bestimmte Stoffe herauszulösen]
wat
watern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
wässern
[Pflanzen Wasser zuführen]
wat
watern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
weitere Treffer anzeigen
weitere Treffer
Substantive
anzeigen
Bewässerung
Bewatern
f
, Pl.: Bewatern/~s
Entwässerung
[das Entwässern]
Afwatern
n
Notwasserung
Nootwatern
f
, Pl.: Nootwatern/~s
Wässerung
[um bestimmte Stoffe herauszulösen]
Utwatern
n
Wasserbedarf
Waternafraag
f
Wassernot
Waternoot
f
Wasserrettung
Waternoothölp
f
, Pl.: Waternoothölpen
Verben
anzeigen
notwassern
nootwatern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
verwässern
verwatern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
entwässern
[Abwasser ableiten]
wat
afwatern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
bewässern
wat
bewatern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
wässern
[um bestimmte Stoffe herauszulösen]
wat
utwatern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
verwässern
wat
verwatern
Konjugation
×
Konjugation von watern
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
watern; water, watert
ik
water
water
(waterde)
watert
du
waterst
waterst
(waterdest)
he/se/dat
watert
water
(waterde)
wi/ji/Se/se
watert
(watern)
watern
(waterden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
zum Seitenanfang