Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Substantive

Urinieren

Urineren n

Wasserlassen

Urineren n

Verben

harnen

urineren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
urineren; urineer, urineert	ik	urineer	urineer (urineerde)	urineert
	du	urineerst	urineerst (urineerdest)
	he/se/dat	urineert	urineer (urineerde)
	wi/ji/Se/se	urineert (urineren)	urineren (urineerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

pinkeln

urineren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
urineren; urineer, urineert	ik	urineer	urineer (urineerde)	urineert
	du	urineerst	urineerst (urineerdest)
	he/se/dat	urineert	urineer (urineerde)
	wi/ji/Se/se	urineert (urineren)	urineren (urineerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

pissen

urineren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
urineren; urineer, urineert	ik	urineer	urineer (urineerde)	urineert
	du	urineerst	urineerst (urineerdest)
	he/se/dat	urineert	urineer (urineerde)
	wi/ji/Se/se	urineert (urineren)	urineren (urineerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

strullen [urinieren]

urineren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
urineren; urineer, urineert	ik	urineer	urineer (urineerde)	urineert
	du	urineerst	urineerst (urineerdest)
	he/se/dat	urineert	urineer (urineerde)
	wi/ji/Se/se	urineert (urineren)	urineren (urineerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

urinieren

urineren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
urineren; urineer, urineert	ik	urineer	urineer (urineerde)	urineert
	du	urineerst	urineerst (urineerdest)
	he/se/dat	urineert	urineer (urineerde)
	wi/ji/Se/se	urineert (urineren)	urineren (urineerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

Wasser lassen

urineren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
urineren; urineer, urineert	ik	urineer	urineer (urineerde)	urineert
	du	urineerst	urineerst (urineerdest)
	he/se/dat	urineert	urineer (urineerde)
	wi/ji/Se/se	urineert (urineren)	urineren (urineerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

zum Seitenanfang