Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Verben

jmdn verpfeifen

een verraden

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
raden; raad, raadt	ik	raad	raad (raadte, radete)	raadt
	du	raadst (radest)	raadst (raadtest, radetest)
	he/se/dat	raadt (radet)	raad (raadte, radete)
	wi/ji/Se/se	raadt (raden)	raden (raadten, radeten)

(in Klammern regionale Nebenformen)

jmdn verraten

een verraden

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
raden; raad, raadt	ik	raad	raad (raadte, radete)	raadt
	du	raadst (radest)	raadst (raadtest, radetest)
	he/se/dat	raadt (radet)	raad (raadte, radete)
	wi/ji/Se/se	raadt (raden)	raden (raadten, radeten)

(in Klammern regionale Nebenformen)

jmdn zinken [jmdn verraten]

een verraden

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
raden; raad, raadt	ik	raad	raad (raadte, radete)	raadt
	du	raadst (radest)	raadst (raadtest, radetest)
	he/se/dat	raadt (radet)	raad (raadte, radete)
	wi/ji/Se/se	raadt (raden)	raden (raadten, radeten)

(in Klammern regionale Nebenformen)

jmdm etw verraten

een wat verraden

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
raden; raad, raadt	ik	raad	raad (raadte, radete)	raadt
	du	raadst (radest)	raadst (raadtest, radetest)
	he/se/dat	raadt (radet)	raad (raadte, radete)
	wi/ji/Se/se	raadt (raden)	raden (raadten, radeten)

(in Klammern regionale Nebenformen)

schweigen [von Personen]

nix verraden

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
raden; raad, raadt	ik	raad	raad (raadte, radete)	raadt
	du	raadst (radest)	raadst (raadtest, radetest)
	he/se/dat	raadt (radet)	raad (raadte, radete)
	wi/ji/Se/se	raadt (raden)	raden (raadten, radeten)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw/sich verraten

wat/sik verraden

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
raden; raad, raadt	ik	raad	raad (raadte, radete)	raadt
	du	raadst (radest)	raadst (raadtest, radetest)
	he/se/dat	raadt (radet)	raad (raadte, radete)
	wi/ji/Se/se	raadt (raden)	raden (raadten, radeten)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw ausplaudern

wat verraden

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
raden; raad, raadt	ik	raad	raad (raadte, radete)	raadt
	du	raadst (radest)	raadst (raadtest, radetest)
	he/se/dat	raadt (radet)	raad (raadte, radete)
	wi/ji/Se/se	raadt (raden)	raden (raadten, radeten)

(in Klammern regionale Nebenformen)

singen [eine andere belastende Aussage machen]

wat verraden

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
raden; raad, raadt	ik	raad	raad (raadte, radete)	raadt
	du	raadst (radest)	raadst (raadtest, radetest)
	he/se/dat	raadt (radet)	raad (raadte, radete)
	wi/ji/Se/se	raadt (raden)	raden (raadten, radeten)

(in Klammern regionale Nebenformen)

zum Seitenanfang