Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Verben

etw ausmisten [Unbrauchbares]

wat utsorteren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
sorteren; sorteer, sorteert	ik	sorteer	sorteer (sorteerde)	sorteert
	du	sorteerst	sorteerst (sorteerdest)
	he/se/dat	sorteert	sorteer (sorteerde)
	wi/ji/Se/se	sorteert (sorteren)	sorteren (sorteerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw ausscheiden [etw aussondern/entfernen]

wat utsorteren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
sorteren; sorteer, sorteert	ik	sorteer	sorteer (sorteerde)	sorteert
	du	sorteerst	sorteerst (sorteerdest)
	he/se/dat	sorteert	sorteer (sorteerde)
	wi/ji/Se/se	sorteert (sorteren)	sorteren (sorteerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw aussondern [Unbrauchbares]

wat utsorteren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
sorteren; sorteer, sorteert	ik	sorteer	sorteer (sorteerde)	sorteert
	du	sorteerst	sorteerst (sorteerdest)
	he/se/dat	sorteert	sorteer (sorteerde)
	wi/ji/Se/se	sorteert (sorteren)	sorteren (sorteerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

zum Seitenanfang