SASS
Plattdeutsches
Netzwörterbuch
SASS Plattdeutsche Lehrmaterialien
öffnen
Hoch > Platt
Platt > Hoch
Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde
Hoch > Platt
Platt > Hoch
Suchen
Menü
Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde
Hochdeutsch
Plattdeutsch
direkte Treffer
Verben
jmdm etw
berichten
een wat
mitdelen
Konjugation
×
Konjugation von delen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
delen; deel, deelt
ik
deel
deel
(deelde)
deelt
du
deelst
deelst
(deeldest)
he/se/dat
deelt
deel
(deelde)
wi/ji/Se/se
deelt
(delen)
delen
(deelden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
jmdm etw
bestellen
[jmdm etw ausrichten/mitteilen]
een wat
mitdelen
Konjugation
×
Konjugation von delen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
delen; deel, deelt
ik
deel
deel
(deelde)
deelt
du
deelst
deelst
(deeldest)
he/se/dat
deelt
deel
(deelde)
wi/ji/Se/se
deelt
(delen)
delen
(deelden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
jmdm etw
mitteilen
een wat
mitdelen
Konjugation
×
Konjugation von delen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
delen; deel, deelt
ik
deel
deel
(deelde)
deelt
du
deelst
deelst
(deeldest)
he/se/dat
deelt
deel
(deelde)
wi/ji/Se/se
deelt
(delen)
delen
(deelden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
jmdm etw
übermitteln
een wat
mitdelen
Konjugation
×
Konjugation von delen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
delen; deel, deelt
ik
deel
deel
(deelde)
deelt
du
deelst
deelst
(deeldest)
he/se/dat
deelt
deel
(deelde)
wi/ji/Se/se
deelt
(delen)
delen
(deelden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
berichten
wat
mitdelen
Konjugation
×
Konjugation von delen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
delen; deel, deelt
ik
deel
deel
(deelde)
deelt
du
deelst
deelst
(deeldest)
he/se/dat
deelt
deel
(deelde)
wi/ji/Se/se
deelt
(delen)
delen
(deelden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
erklären
[etw offiziell mitteilen]
wat
mitdelen
Konjugation
×
Konjugation von delen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
delen; deel, deelt
ik
deel
deel
(deelde)
deelt
du
deelst
deelst
(deeldest)
he/se/dat
deelt
deel
(deelde)
wi/ji/Se/se
deelt
(delen)
delen
(deelden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
kommunizieren
[etw mitteilen]
wat
mitdelen
Konjugation
×
Konjugation von delen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
delen; deel, deelt
ik
deel
deel
(deelde)
deelt
du
deelst
deelst
(deeldest)
he/se/dat
deelt
deel
(deelde)
wi/ji/Se/se
deelt
(delen)
delen
(deelden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
mitteilen
wat
mitdelen
Konjugation
×
Konjugation von delen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
delen; deel, deelt
ik
deel
deel
(deelde)
deelt
du
deelst
deelst
(deeldest)
he/se/dat
deelt
deel
(deelde)
wi/ji/Se/se
deelt
(delen)
delen
(deelden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
etw
vermelden
wat
mitdelen
Konjugation
×
Konjugation von delen
Infinitiv; Imperativ (sg, pl)
Person
Präsens
Präteritum
Partizip II
delen; deel, deelt
ik
deel
deel
(deelde)
deelt
du
deelst
deelst
(deeldest)
he/se/dat
deelt
deel
(deelde)
wi/ji/Se/se
deelt
(delen)
delen
(deelden)
(in Klammern regionale Nebenformen)
zum Seitenanfang