Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

weitere Treffer

Substantiveanzeigen

Ansteckungsherd

Ansteekheerd m, Pl.: Ansteekheerden

Ansteckungsquelle

Ansteekheerd m, Pl.: Ansteekheerden

Baumschere

Boomscheer f, Pl.: Boomscheren

Berufsheer

Beroopsheer n, Pl.: Beroopsheren

Brandherd

Brandheerd m, Pl.: Brandheerden

Brenneisen [Brennschere]

Brennscheer f, Pl.: Brennscheren

Brennschere

Brennscheer f, Pl.: Brennscheren

Eiterherd

Etterheerd m, Pl.: Etterheerden

Elektroherd

Elektroheerd m, Pl.: Elektroheerden

Entzündungsherd

Heerd m vun de Swäär

Erdbebenherd

Eerdbevenheerd m, Pl.: Eerdbevenheerden

Ersatzheer

Uttuuschheer n, Pl.: Uttuuschheren

Ersatzheer

Reservheer n, Pl.: Reservheren

Feuerherd

Füerheerd m, Pl.: Füerheerden

Gasherd

Gasheerd m, Pl.: Gasheerden

Heckenschere

Heckenscheer f, Pl.: Heckenscheren

Heereszug

Heertreck m, Pl.: Heertrecks

Heereszug

Heertog m, Pl.: Heertöög

Heerfahrt

Heerfohrt f, Pl.: Heerfohrten

Heerlager

Heerlager n, Pl.: Heerlagers

Heerschar

Heerschoor f, Pl.: Heerschoren

Heerschar

Pl.: Heerlüüd

Heerstraße

Heerstraat f, Pl.: Heerstraten

Heerweg

Heerweg m, Pl.: Heerweeg

Herd

Heerd m, Pl.: Heerden

Herde

Heerd f (selten), Pl.: Heerden

Herdfeuer

Heerdfüer n

Herdplatte

Heerdplaat f, Pl.: Heerdplaten

Herdring

Heerdring m, Pl.: Heerdringen

Herdstelle

Heerdstell f, Pl.: Heerdstellen

Herdstelle

Heerdsteed f, Pl.: Heerdsteden

Herfart [ON SH, Kr. Steinburg]

Heerfahrt

Hirse

Heers f

Hirtenvolk

Heerdervolk n, Pl.: Heerdervölker

Hirtenzelt

Heerdertelt n, Pl.: Heerdertelten

Infektionsherd

Infekschoonsheerd m, Pl.: Infekschoonsheerden

Katharinenheerd [ON SH, Kr. Nordfriesland]

Kathrinenheerd

Kochherd

Kaakheerd m, Pl.: Kaakheerden

Konfliktherd

Konfliktheerd m, Pl.: Konfliktheerden

Konfliktherd

Kunfliktheerd m, Pl.: Kunfliktheerden

Krebsschere

Kreeftscheer f, Pl.: Kreeftscheren

Küchenherd

Kökenheerd m, Pl.: Kökenheerden

Mandelabszess

Etterheerd m in de Manneln, Pl.: Etterheerden ...

Marschboden

Mascheer f

Marscherde

Mascheer f

Mikrowellenherd

Mikrowellenheerd m, Pl.: Mikrowellenheerden

Nagelschere

Nagelscheer f, Pl.: Nagelscheren

Schäfer

Schaapheerder m, Pl.: Schaapheerders

Schäferin

Schaapheerdersche f, Pl.: Schaapheerderschen

Schäferin

Schaapheerderin f, Pl.: Schaapheerderinnen

Schafherde

Heerd f Schaap (selten), Pl.: Heerden ...

Schafhirte

Schaapheerder m, Pl.: Schaapheerders

Schafhirtin

Schaapheerdersche f, Pl.: Schaapheerderschen

Schafhirtin

Schaapheerderin f, Pl.: Schaapheerderinnen

Schere [in allen hd Bed]

Scheer f, Pl.: Scheren

Scherkopf

Scheerkopp m, Pl.: Scheerköpp

Scherkopf

Scheerkupp m, Pl.: Scheerküpp

Scherwolle [Schurwolle]

Scheerwull f

Schurwolle

Scheerwull f

Seuchenherd

Sükenheerd m, Pl.: Sükenheerden

Söldnerarmee

Söldnerheer n, Pl.: Söldnerheren

Söldnerheer

Söldnerheer n, Pl.: Söldnerheren

Trense [Gebissteil (mit Gelenk) des Pferdezaums]

Scheerbitt n, Pl.: Scheerbitten

Zickzackschere

Zickzackscheer f, Pl.: Zickzackscheren

Ziegenherde

Zegenheerd f (selten), Pl.: Zegenheerden

Ziegenherde

Zickenheerd f (selten), Pl.: Zickenheerden

Hirte

Heerder [e:] m , Pl.: Heerders

Hirtin

Heerderin f , Pl.: Heerderinnen

Hirtin

Heerdersche f , Pl.: Heerderschen

Kuhhirte

Kohheerder m , Pl.: Kohheerders

Kuhhirtin

Kohheerderin f , Pl.: Kohheerderinnen

Kuhhirtin

Kohheerdersche f , Pl.: Kohheerderschen

Schweinehirt

Swienheerder m , Pl.: Swienheerders

Schweinehirtin

Swienheerderin f , Pl.: Swienheerderinnen

Schweinehirtin

Swienheerdersche f , Pl.: Swienheerderschen

Verbenanzeigen

anmarschiert

anmarscheert kamen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
kamen; kumm/kaam, kaamt	ik	kaam	keem/kööm	kamen
	du	kummst/kümmst	keemst/köömst
	he/se/dat	kummt/kümmt	keem/kööm
	wi/ji/Se/se	kaamt (kamen)	kemen/kömen

(in Klammern regionale Nebenformen)

Ausdrücke, Redensarten, Wendungenanzeigen

mikrowellengeeignet

in'n Mikrowellenheerd to bruken