Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Verben

sich legitimieren

sik utwiesen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
wiesen; wies, wiest	ik	wies	wies (wiesde)	wiest
	du	wiest	wiest (wiesdest)
	he/se/dat	wiest	wies (wiesde)
	wi/ji/Se/se	wiest (wiesen)	wiesen (wiesden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

sich legitimieren

sik legitimeren [εɪ]

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
legitimeren; legitimeer, legitimeert	ik	legitimeer	legitimeer (legitimeerde)	legitimeert
	du	legitimeerst	legitimeerst (legitimeerdest)
	he/se/dat	legitimeert	legitimeer (legitimeerde)
	wi/ji/Se/se	legitimeert (legitimeren)	legitimeren (legitimeerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw legitimieren

wat för legitim verkloren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
kloren; kloor, kloort	ik	kloor	kloor (kloorde)	kloort
	du	kloorst	kloorst (kloordest)
	he/se/dat	kloort	kloor (kloorde)
	wi/ji/Se/se	kloort (kloren)	kloren (kloorden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw legitimieren

wat legitimeren [εɪ]

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
legitimeren; legitimeer, legitimeert	ik	legitimeer	legitimeer (legitimeerde)	legitimeert
	du	legitimeerst	legitimeerst (legitimeerdest)
	he/se/dat	legitimeert	legitimeer (legitimeerde)
	wi/ji/Se/se	legitimeert (legitimeren)	legitimeren (legitimeerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

jmdn legitimieren

een bemächtigen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
bemächtigen; bemächtig, bemächtigt	ik	bemächtig	bemächtig (bemächtigde)	bemächtigt
	du	bemächtigst	bemächtigst (bemächtigdest)
	he/se/dat	bemächtigt	bemächtig (bemächtigde)
	wi/ji/Se/se	bemächtigt (bemächtigen)	bemächtigen (bemächtigden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

jmdn legitimieren

een legitimeren [εɪ]

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
legitimeren; legitimeer, legitimeert	ik	legitimeer	legitimeer (legitimeerde)	legitimeert
	du	legitimeerst	legitimeerst (legitimeerdest)
	he/se/dat	legitimeert	legitimeer (legitimeerde)
	wi/ji/Se/se	legitimeert (legitimeren)	legitimeren (legitimeerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

zum Seitenanfang