Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Verben

etw evaluieren

wat evalueren [εɪ]

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
evalueren; evalueer, evalueert	ik	evalueer	evalueer (evalueerde)	evalueert
	du	evalueerst	evalueerst (evalueerdest)
	he/se/dat	evalueert	evalueer (evalueerde)
	wi/ji/Se/se	evalueert (evalueren)	evalueren (evalueerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw evaluieren [etw beurteilen]

wat beoordelen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
oordelen; oordeel, oordeelt	ik	oordeel	oordeel (oordeelde)	oordeelt
	du	oordeelst	oordeelst (oordeeldest)
	he/se/dat	oordeelt	oordeel (oordeelde)
	wi/ji/Se/se	oordeelt (oordelen)	oordelen (oordeelden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

zum Seitenanfang