Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Substantive

Erneuerung [in allen hd Bed]

Verneen [εɪ] f, Pl.: Verneen/~s

Neuerung

Verneen [εɪ] f, Pl.: Verneen/~s

Verben

sich erneuern [neu wachsen, neue Kraft gewinnen]

sik verneen [εɪ]

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
verneen; vernee, verneet	ik	vernee	vernee (verneetde)	verneet
	du	verneest	verneest (verneetdest)
	he/se/dat	verneet	vernee (verneetde)
	wi/ji/Se/se	verneet (verneen)	verneen (verneetden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw erneuern [in allen hd Bed]

wat verneen [εɪ]

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
verneen; vernee, verneet	ik	vernee	vernee (verneetde)	verneet
	du	verneest	verneest (verneetdest)
	he/se/dat	verneet	vernee (verneetde)
	wi/ji/Se/se	verneet (verneen)	verneen (verneetden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw renovieren

wat verneen [εɪ]

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
verneen; vernee, verneet	ik	vernee	vernee (verneetde)	verneet
	du	verneest	verneest (verneetdest)
	he/se/dat	verneet	vernee (verneetde)
	wi/ji/Se/se	verneet (verneen)	verneen (verneetden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw sanieren [Bau]

wat verneen [εɪ]

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
verneen; vernee, verneet	ik	vernee	vernee (verneetde)	verneet
	du	verneest	verneest (verneetdest)
	he/se/dat	verneet	vernee (verneetde)
	wi/ji/Se/se	verneet (verneen)	verneen (verneetden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

zum Seitenanfang