Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Verben

sich gegen jmdn verteidigen

sik gegen een verdeffenderen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
verdeffenderen; verdeffendeer, verdeffendeert	ik	verdeffendeer	verdeffendeer (verdeffendeerde)	verdeffendeert
	du	verdeffendeerst	verdeffendeerst (verdeffendeerdest)
	he/se/dat	verdeffendeert	verdeffendeer (verdeffendeerde)
	wi/ji/Se/se	verdeffendeert (verdeffenderen)	verdeffenderen (verdeffendeerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

sich für/wegen etw verantworten [sich gegen etw verteidigen]

sik gegen wat verdeffenderen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
verdeffenderen; verdeffendeer, verdeffendeert	ik	verdeffendeer	verdeffendeer (verdeffendeerde)	verdeffendeert
	du	verdeffendeerst	verdeffendeerst (verdeffendeerdest)
	he/se/dat	verdeffendeert	verdeffendeer (verdeffendeerde)
	wi/ji/Se/se	verdeffendeert (verdeffenderen)	verdeffenderen (verdeffendeerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

sich wehren [sich verteidigen]

sik verdeffenderen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
verdeffenderen; verdeffendeer, verdeffendeert	ik	verdeffendeer	verdeffendeer (verdeffendeerde)	verdeffendeert
	du	verdeffendeerst	verdeffendeerst (verdeffendeerdest)
	he/se/dat	verdeffendeert	verdeffendeer (verdeffendeerde)
	wi/ji/Se/se	verdeffendeert (verdeffenderen)	verdeffenderen (verdeffendeerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw/jmdn/sich verteidigen [in allen hd Bed]

wat/een/sik verdeffenderen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
verdeffenderen; verdeffendeer, verdeffendeert	ik	verdeffendeer	verdeffendeer (verdeffendeerde)	verdeffendeert
	du	verdeffendeerst	verdeffendeerst (verdeffendeerdest)
	he/se/dat	verdeffendeert	verdeffendeer (verdeffendeerde)
	wi/ji/Se/se	verdeffendeert (verdeffenderen)	verdeffenderen (verdeffendeerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

zum Seitenanfang