Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Verben

jmdn/sich aufputzen

een/sik opvijolen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
vijolen; vijool, vijoolt	ik	vijool	vijool (vijoolde)	vijoolt
	du	vijoolst	vijoolst (vijooldest)
	he/se/dat	vijoolt	vijool (vijoolde)
	wi/ji/Se/se	vijoolt (vijolen)	vijolen (vijoolden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

sich aufdonnern [sich übertrieben herausputzen]

sik opvijolen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
vijolen; vijool, vijoolt	ik	vijool	vijool (vijoolde)	vijoolt
	du	vijoolst	vijoolst (vijooldest)
	he/se/dat	vijoolt	vijool (vijoolde)
	wi/ji/Se/se	vijoolt (vijolen)	vijolen (vijoolden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

sich auftakeln [sich übertrieben herausputzen]

sik opvijolen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
vijolen; vijool, vijoolt	ik	vijool	vijool (vijoolde)	vijoolt
	du	vijoolst	vijoolst (vijooldest)
	he/se/dat	vijoolt	vijool (vijoolde)
	wi/ji/Se/se	vijoolt (vijolen)	vijolen (vijoolden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

sich übertrieben herausputzen

sik opvijolen

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
vijolen; vijool, vijoolt	ik	vijool	vijool (vijoolde)	vijoolt
	du	vijoolst	vijoolst (vijooldest)
	he/se/dat	vijoolt	vijool (vijoolde)
	wi/ji/Se/se	vijoolt (vijolen)	vijolen (vijoolden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

zum Seitenanfang