Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

SASS Plattdeutsches Netzwörterbuch SASS Plattdeutsche Lehrmaterialien öffnen

Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde

Förderer
Aussprachehinweise
Benutzungshinweise
Abkürzungsverzeichnis
Allgemeine Informationen
Bücher
Fehrs-Gilde

Hochdeutsch

Plattdeutsch

weitere Treffer anzeigen

weitere Treffer

Substantiveanzeigen

Klarinette

Klorinett [o] f, Pl.: Klorinetten

Verbenanzeigen

(sich) etw vormerken

(sik) wat noteren [o]

Konjugation von noteren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
noteren; noteer, noteert	ik	noteer	noteer (noteerde)	noteert
	du	noteerst	noteerst (noteerdest)
	he/se/dat	noteert	noteer (noteerde)
	wi/ji/Se/se	noteert (noteren)	noteren (noteerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

jmdn solidarisieren [jmdn zum Zusammengehen bewegen]

een solidoriseren [ɔʊ] [o]

Konjugation von solidoriseren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
solidoriseren; solidoriseer, solidoriseert	ik	solidoriseer	solidoriseer (solidoriseerde)	solidoriseert
	du	solidoriseerst	solidoriseerst (solidoriseerdest)
	he/se/dat	solidoriseert	solidoriseer (solidoriseerde)
	wi/ji/Se/se	solidoriseert (solidoriseren)	solidoriseren (solidoriseerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

sich solidarisieren [zusammengehen für gemeinsames Ziel]

sik solidoriseren [ɔʊ] [o]

Konjugation von solidoriseren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
solidoriseren; solidoriseer, solidoriseert	ik	solidoriseer	solidoriseer (solidoriseerde)	solidoriseert
	du	solidoriseerst	solidoriseerst (solidoriseerdest)
	he/se/dat	solidoriseert	solidoriseer (solidoriseerde)
	wi/ji/Se/se	solidoriseert (solidoriseren)	solidoriseren (solidoriseerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw deklarieren [Steuer~/Zollerklärung]

wat kloreren [o]

Konjugation von kloreren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
kloreren; kloreer, kloreert	ik	kloreer	kloreer (kloreerde)	kloreert
	du	kloreerst	kloreerst (kloreerdest)
	he/se/dat	kloreert	kloreer (kloreerde)
	wi/ji/Se/se	kloreert (kloreren)	kloreren (kloreerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw klarieren [Seew]

wat kloreren [o]

Konjugation von kloreren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
kloreren; kloreer, kloreert	ik	kloreer	kloreer (kloreerde)	kloreert
	du	kloreerst	kloreerst (kloreerdest)
	he/se/dat	kloreert	kloreer (kloreerde)
	wi/ji/Se/se	kloreert (kloreren)	kloreren (kloreerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw notieren

wat noteren [o]

Konjugation von noteren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
noteren; noteer, noteert	ik	noteer	noteer (noteerde)	noteert
	du	noteerst	noteerst (noteerdest)
	he/se/dat	noteert	noteer (noteerde)
	wi/ji/Se/se	noteert (noteren)	noteren (noteerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw vermerken [etw notieren]

wat noteren [o]

Konjugation von noteren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
noteren; noteer, noteert	ik	noteer	noteer (noteerde)	noteert
	du	noteerst	noteerst (noteerdest)
	he/se/dat	noteert	noteer (noteerde)
	wi/ji/Se/se	noteert (noteren)	noteren (noteerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw verzeichnen [etw schriftlich festhalten]

wat noteren [o]

Konjugation von noteren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
noteren; noteer, noteert	ik	noteer	noteer (noteerde)	noteert
	du	noteerst	noteerst (noteerdest)
	he/se/dat	noteert	noteer (noteerde)
	wi/ji/Se/se	noteert (noteren)	noteren (noteerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

Impressum
Datenschutz

zum Seitenanfang