Netzwörterbuch (SASS Plattdeutsch)

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Verben

etw einkalkulieren [in allen hd Bed]

wat inkalkuleren

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
kalkuleren; kalkuleer, kalkuleert	ik	kalkuleer	kalkuleer (kalkuleerde)	kalkuleert
	du	kalkuleerst	kalkuleerst (kalkuleerdest)
	he/se/dat	kalkuleert	kalkuleer (kalkuleerde)
	wi/ji/Se/se	kalkuleert (kalkuleren)	kalkuleren (kalkuleerden)

(in Klammern regionale Nebenformen)

etw einkalkulieren [etw mitberechnen]

wat inreken

Infinitiv; Imperativ (sg, pl)	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
reken; reken (reek), rekent (reekt)	ik	reken (reek)	reken (reek)	rekent (reekt)
	du	rekenst (reekst)	rekenst (reekst)
	he/se/dat	rekent (reekt)	reken (reek)
	wi/ji/Se/se	rekent (reekt, reken)	reken

(in Klammern regionale Nebenformen)

zum Seitenanfang